Tandarts taal

In de praktijk proberen we altijd zo duidelijk mogelijk te zijn. Toch kan het weleens gebeuren dat we per ongeluk terugvallen in het ‘vak-jargon’. Mochten er woorden gebruikt worden, of dingen gezegd worden die u niet begrijpt: vraag het dan aan de tandarts en de assistente. Alleen als u weet waar we over praten en volledig begrijpt wat de tandarts bedoelt kunnen we samen met u de juiste keuzes maken voor de behandeling van uw gebit.

  • Amalgaam: een vulmiddel bestaande uit een mengsel van verschillende metalen (zilver, tin en kwik)
  • Brug: een manier om een ontbrekende tand of kies te vervangen. Een brug (bestaande uit een kunsttand en twee kronen) wordt verankerd aan één of twee aangrenzende natuurlijke tanden.
  • Bruxisme: tandenknarsen en kaakklemmen
  • Cariës: gaatjes
  • Caviteit: een gaatje in een tand of kies
  • Cerec: een restauratiemethode waarbij met behulp van computertechniek restauraties zoals kronen, inlays, onlays, facings worden vervaardigd.
  • Composiet: een vullingsmateriaal dat gebruikt wordt voor witte vullingen en andere restauraties van tanden en kiezen, bestaande uit een kunststof met glasvezels
  • Dentine: tandbeen
  • DPSI-score (Dutch Parodontal Score Index): een manier om de zes gebieden (boven en onder: kiezen links, tanden en kiezen rechts) in uw gebit in kaart te brengen. Deze dpsi-scores variëren van 0 tot 4 en worden genoteerd in uw patiëntendossier.
  • Endodontologie: het vakgebied dat zich bezig houdt met het levende binnenste deel van een tand of kies, pulpa genaamd. De tandarts-endodontoloog is een specialist op het gebied van wortelkanaalbehandelingen.
  • Excaveren: het verwijderen van cariës in een tand of kies door bijvoorbeeld boren, laseren of schrapen
  • Etsen: het door kleine groefjes voorbereiden van tandweefsel zodat vullingen van composiet goed kunnen worden vastgeplakt.
  • Endo: wortelkanaalbehandeling
  • Extractie: het verwijderen van een tand of kies
  • Facing: met een facing kan de vorm of de kleur van een tand worden gewijzigd. Zo kan de tandarts een spleetje tussen tanden opvullen, afgebroken hoekjes repareren, verkleurde tanden weer wit maken en scheve tanden verbergen.
  • Fluoride: een chemische stof die tanden beschermt tegen cariës. Fluoride maakt tanden en kiezen harder en beter bestand tegen zuren.
  • Fluorose: witte vlekjes op tanden of kiezen ten gevolge van een te hoge dosering fluoride
  • Fissuur: een natuurlijk voorkomende groef, meestal op het kauwvlak van een kies
  • Gingiva: tandvlees
  • Gingivitis: ontstoken tandvlees
  • Glazuur: harde laag om de kroon van een tand of kies.
  • Gnatologie: het vakgebied dat zich bezig houdt met de functies en dysfuncties van het kaak- en kauwstelsel. De tandarts-gnatholoog is een specialist op het gebied van de functie van het kaak- en kauwstelsel.
  • Halitose: aandoening waarbij de adem stinkt
  • Implantologie: het vakgebied dat zich bezig houdt met de implantatie van kunstwortels ter vervanging van gebitselementen of dienend als verankering voor uitneembare protheses. De tandarts-implantoloog is specialist in het plaatsen van implantaten.
  • Implantaat: een kunstwortel (soort schroef), die in de kaak wordt geplaatst. De meeste implantaten zijn gemaakt van titanium, een lichaamsvriendelijk materiaal waaraan bot zich gemakkelijk hecht.
  • Inlay: een vulling die zodanig gevormd is dat ze past in een uitsparing in de tand of kies. Een onlay is iets groter: die valt deels over de kies heen. Dit als alternatief voor een vulling of kroon.
  • Interdentaal: tussen de tanden of kiezen
  • Kroon: het normaal gesproken boven het tandvlees uitstekende en met glazuur bedekte deel van de een tand of kies. Het woord kroon wordt vaak gebruikt voor een kunstmatige vervanging hiervan
  • Ortho: beugelbehandeling
  • Orthodontie: het vakgebied dat zich bezighoudt met het onderzoeken en behandelen van de stand van kaken, tanden en kiezen. De orthodontist is een door de overheid erkende specialist in het reguleren van tanden en kiezen, die na de studie tandheelkunde een 4-jarige extra opleiding heeft gevolgd
  • Parodontitis: ernstige tandvleesontsteking
  • Parodontium: de weefsels die een tand of kies omgeven en een rol spelen bij de bevestiging van tand of kies in de kaak, bestaande uit tandvlees, ligament, wortelcement en kaakbot
  • Parodontologie: het vakgebied dat zich bezighoudt met de steunweefsels van een tand of kies, met specifieke interesse voor de afbraak daarvan. De tandarts-parodontoloog is een specialist op het gebied van tandvleesziektes.
  • Pocket: de ruimte tussen het tandvlees en de tand of kies waar tandplak en tandsteen zich kunnen ophopen
  • Pulpa: het levende binnenste deel van een tand of kies, bestaande uit losmazig bindweefsel met bloedvaten en zenuwen.
  • Rubberdam of cofferdam: rubberlapje waar alleen de omgeving van de behandelde tand of kies door heen steekt en de rest van de mondholte daarachter geïsoleerd is. Over het algemeen zal een klem op het gebitselement of een gebitselement in de nabijheid gezet worden, waardoor de rubberdam gefixeerd wordt.
  • Scalen: het verwijderen van tandsteen en andere afzettingen op tanden en kiezen. Dit kan gedaan worden met handinstrumenten of met ultrasonische tandsteenverwijderaars.
  • Sealen: het aanbrengen van een beschermend kunststof laagje op een tand of kies, meestal de groeven (fissuren) van de kauwvlakken. Dit laagje beschermt de kiezen tegen het innestelen van bacteriën. Hierdoor wordt het risico op gaatjes kleiner.
  • Tandhals: de overgang van de tandkroon naar de tandwortel
  • Wortelkanaalbehandeling: het verwijderen van de pulpa van een tand of kies, het vervolgens (ver)ruimen van het wortelkanaal en vullen daarvan.
  • Tandletsel: gebitsschade ontstaan doordat het gebit een klap heeft gehad door bijvoorbeeld een val of een verkeersongeluk
  • Tanderosie: slijtage van het glazuur

Bron: Dentalclinics.nl